Reclassering

Theorie en praktijk

In de vrije maatschappij bestaat een beeld van de reclassering dat niet goed overeenkomt met de werkelijkheid. Er heerst een groot verschil tussen de theorie en de praktijk. Veelal heerst nog het idee dat reclasseringswerkers hulpverleners zijn.

De theorie is als volgt:
Reclasseren is het teruggeven van een plaats in de maatschappij. Reclasseringsbemoeienis is een combinatie van motiveren, stimuleren van en controle op de delictpleger. Centraal staat daarbij gedragsverandering van de delictpleger zodat deze delictvrij kan deelnemen aan de maatschappij. (bron: Wikipedia) De veiligheid van de maatschappij staat voorop (tegenwoordig).

Dat klinkt mooi, maar wie zelf met de reclassering te maken heeft gehad, weet dat de reclassering in de praktijk doorgaans op zijn best een nutteloze, geldverslindende bureaucratie is. Uitzonderingen wellicht daargelaten, is het reclasseringscontact tegenwoordig een nutteloos ritueel. Doorgaans staat het in het teken van wederzijds wantrouwen tussen reclasseringswerker en ‘cliënt’. De cliënt is het contact verplicht opgedrongen. Hij voelt aan dat de reclasseerder er niet voor hem is, maar er slechts op uit is zijn loon binnen te halen door hem te ‘controleren’. De reclasseerder is geïnstrueerd de cliënt nooit te geloven als het dossier anders uitwijst (dus ook niet als er onjuistheden in het dossier staan). Zie ook Onderzoek & advies onder ‘Meewerken: hoe dan?‘.
Uitzonderingen daargelaten, zit niemand te wachten op ongevraagde bemoeienis van buitenaf. De ‘cliënten’ hebben doorgaans niets aan de contacten, mede als gevolg van de ‘verzakelijking’ van de reclassering sinds de jaren tachtig. Het controleren voert veruit de boventoon. De ‘cliënten’ hebben alleen last van de contacten. Het is zonder meer naïef te denken dat een cliënt zich werkelijk positiever gaat gedragen door een verplicht contact met een ‘bemoeial’ van de reclassering. Veel ex-gedetineerden zijn streetwise, zij hebben in hun vaak moeilijke leven veel levenservaring opgedaan en laten zich daarmee doorgaans niet positief beïnvloeden door een reclasseringswerker.
Het idee dat een reclasseringswerker in een gesprekje eens per week (of meestal nog minder) – en meestal op het kantoor van de reclassering – de ‘cliënt’ daadwerkelijk kan ‘controleren’, is uiteraard ook een illusie. Wat er de resterende ruim 99% van de tijd gebeurt, onttrekt zich immers aan het oog van de reclasseerder. Geen weldenkend mens zal tegen de reclasseringswerker bijvoorbeeld opbiechten dat hij laatst nog een strafbaar feit heeft begaan.
Zolang het geschetste gebrek aan wederzijds belang en onderlinge wantrouwen blijft bestaan is het reclasseringswerk gedoemd te falen. Of het moet zijn dat het ‘succes’ van het reclasseringswerk wordt afgemeten aan het aantal terugplaatsingen in de gevangenis omdat de ‘cliënt’ zich bijvoorbeeld niet op tijd heeft gemeld bij de reclassering. Maar dat is een erg betrekkelijke vorm van ‘succes’. Immers wat heeft de maatschappij daaraan? Eerder werkt het averechts: onder toezicht gestelden krijgen alleen maar (meer) een hekel aan opgelegd gezag, zeker als dat naar hun gevoel nergens op slaat.
Reclasseringsorganisaties proberen bovenstaande inzichten van het gezonde verstand te verhullen door te wijzen op zogenaamd ‘wetenschappelijke’ rapporten om zodoende toch nut van het huidige reclasseringswerk aan te tonen. En daarmee hun eigen bestaansrecht veilig te stellen. Die rapporten blijken in wetenschappelijk opzicht echter veelal gemankeerd zijn.

Meer lezen
Het voert hier te ver om dit hier uitputtend te behandelen. Op wikipedia wordt al een voorbeeld genoemd.

Sancties met reclasseringstoezicht

Mogelijke justitiële titels voor reclasseringstoezicht zijn:
1. sepot met voorwaarden (art. 167 lid 2 / 244 Sv);
2. schorsing voorlopige hechtenis met voorwaarden (art. 80 lid 1 Sv);
3. voorwaardelijke veroordeling (art. 14a, 14c lid 2 Sr);
4. strafbeschikking waarbij (gedrags)aanwijzingen worden gesteld waaraan de verdachte moet voldoen (art. 257a lid 3 Sv)
5. proefverlof tbs (art. 51 Bvt);
6. voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege (art. 38gSr);
7. tbs met voorwaarden (art. 38a Sr);
8. plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met voorwaarden (art.38p Sr);
9. penitentiair programma (art. 5 Pm);
10. voorwaardelijke invrijheidstelling met bijzondere voorwaarden (oud: art. 15a Sr; thans art. 6.2.11 Sv.);
11. voorwaardelijke gratieverlening (art. 13 Gratiewet jo. 558 Sv).
(bron: RSJ; geactualiseerd justitievoorwaarden.nl)

Organisaties

In Nederland wordt de reclassering van volwassenen uitgevoerd door Reclassering Nederland (RN), de Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) en Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, onderdeel van het Leger des Heils. De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door de Bureaus Jeugdzorg. (bron: Wikipedia)

Deze organisaties zijn privaatrechterlijke van aard; het zijn geen overheidsorganisaties. Zij kunnen dus niet eenzijdig de rechtspositie van hun cliënten veranderen, zoals het scheppen van verplichtingen door (bijvoorbeeld) het stellen van aanvullende voorwaarden.

Meer lezen
In een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam met reg. nr. AWB 11/1352 WOB – T2 van 23 juni 2011 staat:
“Dat verweerster (lees: Reclassering Nederland) thans op geen enkele wijze nog met openbaar gezag is bekleed, vindt voorts bevestiging in de omstandigheid dat het voor de Minister van (Veiligheid en) Justitie en/of het Openbaar Ministerie niet mogelijk is om opdrachten dan wel aanwijzingen aan verweerster te geven. De rechtbank vindt steun voor deze overweging in de uitspraak van de ABRvS van 15 juli 2009, LJN: BJ2607.”
In bijzondere voorwaarden staat echter vaak de verplichting opgenomen dat aanwijzingen van de reclassering moeten worden opgevolgd. Dat lijkt te wringen met ‘het ontbreken van elk openbaar gezag’ bij de reclassering. De gedachte hierachter is dat de verplichting (als zodanig) door justitie wordt opgelegd en dat de reclassering (dus) geen aanvullende verplichtingen stelt. Een wat gekunstelde constructie die in ieder geval de reclassering in belangrijke mate beperkt in wat het aan aanwijzingen mag geven. Die aanwijzingen moeten passen binnen hetgeen justitie aan voorwaarden heeft opgelegd en wat van de cliënt verwacht mag worden in die context.
In het rapport ‘Reclasseringsrecht’ van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) staat hierover (in de context van de voorwaardelijke veroordeling):
“Een (…) voorwaarde kan bijvoorbeeld zijn (…) het zich houden aan nadere aanwijzingen en afspraken van de reclassering. Omdat het hierbij gaat om nadere aanwijzingen, zal geen sprake kunnen zijn van voorwaarden die de bij vonnis opgelegde te buiten gaan. Ook al zouden de voorwaarden niet letterlijk in het vonnis worden opgenomen, dan nog moet de veroordeelde inzicht kunnen hebben in hetgeen waaraan hij zich heeft te houden, zodat hij in de loop van de proeftijd niet voor verrassingen komt te staan. Aan deze duidelijkheid moeten het reclasseringsadvies en de vordering van het OM bijdragen.”
En:
“Ziet de Raad het goed dan kan de reclassering met het “geven van nadere aanwijzingen” geen nieuwe voorwaarden formuleren. Het beginsel van minimale beperkingen eist dat dergelijke aanwijzingen de vrijheid van de onder toezicht gestelde niet verder inperken dan nodig is om het toezicht op zichzelf mogelijk te maken.”
Kortom de mogelijkheden voor de reclassering om gebruik te maken van het geven van aanvullende aanwijzingen is (zeer) beperkt.

Dat genoemde reclasseringorganisaties (formeel) zelfstandig en geen onderdeel van de overheid zijn, neemt niet weg dat zij bijna volledig gefinancierd worden door het ministerie van Justitie en veiligheid. (bron: Wikipedia). Deze financiële afhankelijkheid kan verklaren dat de reclassering bij de voorwaardelijke invrijheidstelling aan de leiband van het O.M. loopt. De reclassering adviseert, indien gewenst, naar wat het O.M. wil horen en ook op andere taken (bijv. het toezicht) schikt zij zich naar de wensen van het O.M..
Meer lezen
Deze constructie waarbij een deel privaatrechtelijk (reclassering) en een deel publiekrechtelijk (justitie) is, heeft voor de overheid duidelijke voordelen. De overheidskant kan eenzijdig de onder toezicht gestelden verplichtingen (voorwaarden) opleggen, waarmee zij zich kan rechtvaardigen (indekken) met adviezen van een zogenaamd ‘deskundige’ privé-organisatie, die zelf zich aan iedere publieke verantwoordelijkheid/ democratische controle en grotendeels aan transparantie onttrekt.
Daar bovenop komt de reclasseringslogica: als een toezichtstraject mislukt (recidive bijvoorbeeld), is dat steevast de eigen verantwoordelijkheid (de schuld) van de onder toezicht gestelde; slaagt het toezichtstraject daarentegen, dan is dat ineens niet zijn verantwoordelijkheid meer, maar de verdienste van de reclassering (bijv. toenmalig directeur Sjef van Gennip op Radio 1 – Spraakmakers; 15 mei 2018). Zo houden zowel de overheid als de reclassering hun straatje schoon…

Taken

De reclassering in Nederland heeft drie hoofdtaken:
* toezien op de uitvoering van werkstraffen
* diagnose en advies aan rechters en officieren van justitie (zie verder: Onderzoek & advies)
* toezicht op daders en verdachten
(bron: wikipedia)

Integriteitsproblemen

Zolang jij je, als cliënt, zonder meer schikt naar alle wensen en verlangens van de reclassering, ongeacht of je daar nu wel of niet toe gehouden bent volgens de bijzondere voorwaarden, zal de reclassering zich doorgaans redelijk fatsoenlijk naar jou gedragen. Anders kan dat worden als je niet steeds bereid bent je daarnaar te schikken, bijvoorbeeld wanneer jouw bereidheid zich beperkt tot die wensen en verlangens waartoe je slechts verplicht bent. Wanneer ze in zo’n geval merkt dat jij niet te vermurwen bent, is de kans groot dat ze zich als een malafide, intimiderende, organisatie gaat gedragen.

De reclassering probeert onder toezicht gestelden bijvoorbeeld met onjuiste informatie onder druk te zetten.
Zo staat bijvoorbeeld op het youtube-kanaal van Reclassering Nederland een filmpje, waaruit blijkt dat die cliënten verplicht zouden zijn een toekomstovereenkomst te ondertekenen (vanaf 2 min 9 sec). Ook in werkelijkheid wordt dit door de reclassering aan hun cliënten meegedeeld. Dat zij dat verplicht zouden zijn staat zelfs in de Standaard Gedragsregels Toezicht van de reclassering.
De Klachtencommissie Reclassering oordeelde naar aanleiding van een klacht hierover dat de reclassering een cliënt niet kan dwingen een toezichtovereenkomst te tekenen.

Meer lezen
Uit deze uitspraak van 10 maart 2015:
“4.2.1. Volgens klager heeft toezichthouder A. tegen hem gezegd dat het verplicht is de toezichtovereenkomst te ondertekenen. De Reclassering kan klager daartoe echter niet verplichten. Er bestaat geen wettelijke grondslag voor, aldus klager.
4.2.2. De Reclassering beaamt in haar schriftelijke reactie van 30 december 2014 op deze klacht dat het ondertekenen van de toezichtovereenkomst niet verplicht is. In de toezichtovereenkomst staan onder meer de bijzondere voorwaarden waar een cliënt zich aan dient te houden. Het is gebruikelijk om deze te bespreken en te ondertekenen om zo de uitgangspunten, doelen en verwachtingen voor het toezicht duidelijk te hebben, aldus de Reclassering.
4.2.3. Klager en de Reclassering zijn het er over eens dat er geen verplichting bestaat voor een cliënt om de toezichtovereenkomst te ondertekenen. Daartoe bestaat naar het oordeel van de klachtencommissie ook geen wettelijke grondslag.
4.2.4. Voor zover de toezichthouder tegen klager heeft gezegd dat hij verplicht is de toezichtovereenkomst te ondertekenen, is de klacht in dat opzicht gegrond.
4.2.5. In de toelichting bij het Uitvoeringsbesluit is hierover het volgende opgenomen: “Uitgangspunt bij het verbinden van bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is, dat de veroordeelde bereid is de voorwaarden na te leven. Het aanvaarden van de bijzondere voorwaarden door de veroordeelde biedt de beste garantie dat zij ook worden nageleefd. Het overleg met de veroordeelde is echter geen onderhandeling, waarbij de veroordeelde hem onwelgevallige voorwaarden kan weigeren. Het standpunt van de veroordeelde ten opzichte van voorgestelde bijzondere voorwaarden is mede van belang voor de invulling van eventueel op de naleving van de voorwaarden uit te oefenen toezicht.”
4.2.6. Wanneer de Reclassering in de praktijk reclasseringscliënten verzoekt deze toezichtovereenkomst te ondertekenen, valt dat vanuit het verkrijgen van betrokkenheid van de cliënt te begrijpen en handelt de Reclassering daarmee eveneens in lijn met de toelichting op het Uitvoeringsbesluit. Tegelijkertijd dient de Reclassering zich daarbij echter steeds te realiseren dat zij ondertekening van de overeenkomst door een cliënt die dat niet wil, niet kan afdwingen. Het beginsel van contractsvrijheid verzet zich daartegen. Bovendien, zo maakt de toelichting op het Uitvoeringsbesluit dat ook met zoveel woorden duidelijk, behoeft een toezegging dat een cliënt zich aan de bijzondere voorwaarden zal houden door de Reclassering niet contractueel te worden afgedwongen. Hetzelfde geldt overigens ook voor de aanvullende aanwijzingen van de Reclassering. Het staat een cliënt immers vrij de hem/haar opgelegde bijzondere voorwaarden en de aanvullende aanwijzingen te overtreden. De sanctie die daarop vervolgens kan volgen, komt volledig voor rekening en risico van de cliënt.
4.2.7. Naar aanleiding van de schriftelijke reactie van de Reclassering van 30 december 2014 heeft klager nog op de Standaard Gedragsregels Toezicht gewezen. Daarin is onder ‘Toezichtovereenkomst’ opgenomen: “U moet deze toezichtovereenkomst ondertekenen”. Ook heeft klager op de website van Reclassering Nederland een filmpje gevonden met de titel ‘toezicht’. Ook in dat filmpje wordt tegen de cliënt onomwonden gezegd dat de ondertekening van de toezichtovereenkomst moet.
4.2.8. Zoals de klachtencommissie hierboven in onderdeel 4.2.6. reeds heeft overwogen, is dat standpunt onjuist. De klachtencommissie beveelt de Reclassering daarom aan op geen enkele wijze in schriftelijke, mondelinge of digitale uitingsvormen de begrippen ‘overeenkomst’ en ‘verplicht’ aan elkaar te koppelen. Het staat de Reclassering uiteraard wel vrij aan cliënten kenbaar te maken dat ondertekenen van een toezichtovereenkomst van belang is voor de invulling en de naleving van de bijzondere voorwaarden, de aanvullende aanwijzingen en het uit te oefenen toezicht. Wensen cliënten de toezichtovereenkomst echter niet te ondertekenen dan staat hen dat vrij.”

Deze uitspraak uit 2015 heeft Reclassering Nederland nog altijd niet nageleefd. Het filmpje is nog altijd te vinden op het youtube-kanaal van Reclassering Nederland.

De reclassering zet cliënten ook onder druk door hun onterechte waarschuwingen en meldingen van overtredingen aan het O.M. te melden. Bij een cliënt die meerdere jaren onder toezicht stond, werd zelf meermaals aantoonbaar ten onrechte een overtreding door de reclassering doorgegeven. Voorbeeld: De cliënt had als bijzondere voorwaarde de plicht om eens per acht weken een verslag bij de reclassering aan te leveren over een aantal aspecten van zijn leven. Omdat die aspecten zich in de loop der tijd niet wijzigden, leverde hij – logischerwijs – steeds min of meer gelijkluidende verslagen aan. Terwijl in eerdere verslagen de reclassering aan het O.M. had bericht dat hij voldeed aan de voorwaarde meldplicht, draaide de reclassering na verloop van tijd plotseling 180 graden: ineens zou hij met zo’n verslag niet hebben voldaan aan die meldplicht. De reclassering deed alsof er extra verplichtingen in die meldplichtvoorwaarde stonden. Bovendien trok de reclassering – zonder toereikende/deugdelijke reden – de geloofwaardigheid van het ingeleverde verslag in twijfel. Ook in de onderbouwing maakte de reclassering een draai. Met de bewering over de ongeloofwaardigheid trok de reclassering op onbehoorlijke wijze de integriteit van cliënt in twijfel. De Klachtencommissie Reclassering maakte dan ook korte metten met deze gang van zaken.

Gesjoemel van reclasseringspersoneel wordt ook door het A.D. gemeld. Klokkenluiders van misstanden die bij de reclassering werkzaam waren, zijn ontslagen. Lees hier en hier.

Het gebeurt dat de reclassering zelf misdrijven pleegt. In een zaak had de reclassering de voor haar geldende geheimhoudingsplicht geschonden en onjuiste en (voor de cliënt) schadelijke informatie in de media bracht door ten onrechte te stellen of te suggereren dat een cliënt een voorwaarde had overtreden. De cliënt had vervolgens aangifte van misdrijven tegen de reclassering ingediend. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde daarover dat “het dossier voldoende aanknopingspunten bevat om schending van de geheimhoudingsplicht aan te nemen en nader onderzoek met betrekking tot de feiten smaad en laster mogelijk in de rede zou liggen”. Omdat het Hof echter van mening was dat vervolging niet in het belang van de cliënt was, achtte het vervolging niet opportuun.

Heb je ook slechte ervaringen met de reclassering. Meld het ajb.